Tot 1830 heeft de vereniging van België en Nederland onder koning Willem I, zich kunnen handhaven. In de maand augustus van 1830 leidde de ontevredenheid over het bewind van Koning Willem I tot de Belgische Opstand.
De huidige Nederlandse provincie Limburg, met uitzondering van Maastricht en St. Pieter, schaarde zich nog in 1830 aan de zijde van de opstandelingen. Tot 1839 werd de Nederlandse provincie Limburg door de Belgen als een deel van dat land beschouwd. In 1839 werd in Londen het scheidingstractaat tussen de Koninkrijken van Nederland en België getekend en volgt een splitsing van Limburg in een Belgisch en een Nederlands deel. Vier jaar later werd op de conventie van Maastricht bepaald hoe de grens precies moest gaan lopen. Ook werd toen besloten 388 gietijzeren en 356 hardstenengrenspalen te plaatsen. De gietijzeren palen rusten op een achthoekig fundament en zijn versierd met wapens van beide koninkrijken en het jaartal 1843. Hoe de grenspaal er uit moet zien is bij het Tractaat van Maastricht op 8 augustus 1843 tot op het kleinste detail nauwkeurig vastgesteld.
In Itteren staat paal nummer 107. Eigenlijk zijn er twee nummers 107. Een paal staat namelijk aan de Nederlandse kant en de andere aan de Belgische kant. Blijkens het Frans proces-verbaal waarin staat opgetekend waar de palen zijn neergezet blijkt dat in Itteren gekozen is voor een doorwaadbare plaats in de Maas, precies tegenover Kasteel Hocht, waar mensen vroeger overstaken om naar Lanaken te gaan.
Itteren was in die tijd een heel kleine gemeenschap. Omstreeks 1845 woonden er op een oppervlakte van 436 ha, 390 personen in 69 huizen. Alle bewoners waren katholiek, behalve een persoon die hervormd was. In 1900 waren er in totaal 544 inwoners en 93 huizen. In december 1934 besloeg de oppervlakte 444 ha. Er woonden toen in Itteren in 123 huizen 589 personen. De vergroting van de oppervlakte vergeleken met 1845 is waarschijnlijk veroorzaakt door de toevoeging van het eilandje Steengrind in 1864.